Veel voorkomende voedingsproblemen

Er zijn veel situaties waarbij de voeding van mensen met een verstandelijke beperking nadelig kan worden beïnvloed. Als de inname van voedsel niet optimaal is kan dat tot problemen leiden. Denk hierbij aan ondervoeding en groeiachterstand, overgewicht, obstipatie, maag- en darmproblemen en decubitus (doorliggen).

Het overzicht van problemen hieronder beoogt niet volledig te zijn.

Groei

van kinderen met een verstandelijke beperking is niet altijd te vergelijken met die van niet gehandicapte kinderen; of er is een andere lichaamssamen-stelling als gevolg van de handicap of het syndroom. Dit kan leiden tot een afwijkende verhouding tussen lengte en gewicht of een te hoog of juist te laag gewicht.

Maag- en (slok)darmproblemen

komen veelvuldig voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Denk hierbij aan gastro-oesofagale reflux, misselijkheid, braakneiging, rumineren (herkauwen). Dit alles kan een extra risico vormen op verslikking.

Motorische en neurologische stoornissen

zorgen ervoor dat niet alle processen in het lichaam goed worden aangestuurd. Dat kan leiden tot verminderde mobiliteit, spasticiteit, apathie, verminderde voedselinname door kauw- en slikproblemen, traag werkend maag-darmkanaal.

Epilepsie

komt in veel verschillende vormen voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Epilepsie kan grote gevolgen hebben voor de voedingstoestand. Sufheid en vermoeidheid spelen een grote rol en na een insult worden vaak maaltijden overgeslagen.

Obstipatie

is een veel voorkomend probleem. Oorzaak is meestal een gebrek aan lichaamsbeweging, medicijngebruik of een voedingspatroon met een tekort aan vocht en/of voedingsvezel. Dit alles kan leiden tot verminderde eetlust, voedselweigering, buikpijn, gedragsverandering, reflux en pijn bij het poepen.

Stofwisselingsziekten

zoals onbehandelde PKU en sommige syndromen (bijvoorbeeld Down, Rett, Prader Willi, Angelman) kunnen de oorzaak zijn van de verstandelijke beperking. Ook coeliakie en een traag werkende schildklier komen veel voor. Dit kan leiden tot gewichtsproblemen, tekorten aan voedingsstoffen en extra verslikrisico.

Veroudering

treedt bij mensen met een verstandelijke beperking meestal al op jongere leeftijd op, met alle problemen die daarbij kunnen voorkomen zoals dementie, botontkalking, smaakverandering, kauw- en slikproblemen en depressies.

Gedrag en emoties

spelen een rol bij het eten. Vooral bij mensen met een autistische stoornis. Denk hierbij aan voedselweigering, fixatie op bepaalde producten, extreme voor- of afkeuren, pica (eten van oneetbare voorwerpen) en rumineren (herkauwen).

Medicatie

Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak medicatie nodig. Medicijnen zoals anti-epileptica, laxeermiddelen, maagzuurremmers, spierverslappers en gedragsbeïnvloedende medicatie hebben vaak vervelende bijwerkingen op voedingsgebied.

Sondevoeding

kan noodzakelijk zijn als voeding via de ‘normale’ weg niet meer of onvoldoende kan. De diëtist kan mede bepalen of sondevoeding noodzakelijk is en of er nog andere mogelijkheden zijn voor een adequate voeding.